terug

(24-1-2011)

Verklaring Speciale VN-Rapporteur voor de positie van Mensenrechtenverdedigers, Margaret Sekaggya, na haar bezoek aan India


"Ik maak me in het bijzonder zorgen over de situatie van mensenrechtenverdedigers die zich inzetten voor de rechten van mensen ‘in de marge’, waaronder Dalits, Adivasi (tribalen), religieuze en seksuele minderheden."

Dat schrijft Margaret Sekaggya, Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties voor de positie van Mensenrechtenverdedigers, in haar persverklaring na haar bezoek aan India van 10 tot 21 januari 2011. Sekaggya bezocht de deelstaten Delhi, Orissa, West Bengalen, Assam, Gujarat en Jammu & Kashmir. Zij sprak er met vertegenwoordigers van de regering, officiële mensenrechtencommissies, rechters, parlementsleden, VN organisaties en maatschappelijke organisaties.

Hoewel ze haar volledige rapport pas in maart 2012 zal aanbieden aan de VN Mensenrechtenraad zijn haar voorlopige conclusies niet mild:

"Tijdens mijn hele missie hoorde ik vele getuigenissen over mannelijke en vrouwelijke mensenrechtenverdedigers, en hun gezinnen, die zijn gedood, verdwenen, bedreigd, willekeurig gearresteerd en opgesloten, vals beschuldigd, onder toezicht staan, gedwongen zijn verhuisd of waarvan hun kantoor overhoop is gehaald en dossiers zijn gestolen..."
Naast verdedigers van de rechten van onder meer Dalits en Adivasi zijn volgens Sekaggya ook de verdedigers van vrouwen- en kinderrechten bijzonder kwetsbaar. Dat geldt ook voor hen die de straffeloosheid van eerdere mensenrechtenschendingen bestrijden en om verantwoording vragen voor gewelddadige rellen tussen (religieuze) gemeenschappen. Ook verdedigers van de rechten van politieke gevangenen, journalisten, advocaten, vakbondsactivisten, hulpverleners en medewerkers van kerken staan volgens Sekaggya onder druk.

De verdedigers van mensenrechten worden volgens Sekaggya vaak gebrandmerkt als naxalieten (maoïsten), terroristen, militanten, opstandelingen, anti-nationalisten en leden van de ‘ondergrondse’. Degenen, waaronder ook journalisten, die berichten over schendingen van mensenrechten door de overheid en gewapende groepen, zijn vaak het mikpunt van beide partijen.

Sekaggya spreekt ook haar ‘grote zorg’ uit over het arbitraire gebruik van een aantal veiligheidswetten op nationaal en deelstaatniveau (dat laatste vooral in Jammu & Kashmir en Noordoost-India), in het bijzonder de Public Security Act, de Armed Forces Special Powers Act en de Unlawful Activities Prevention Act. Deze belemmeren het werk van mensenrechtenverdedigers.

De overheidsinstellingen die de mensenrechten zouden moeten beschermen schieten volgens Sekaggya sterk tekort. Het rechtssysteem heeft een enorme achterstand bij het behandelen bij mensenrechtenkwesties. De Nationale Mensenrechtencommissie en de Mensencommissies van de deelstaten zouden een aanvullende rol kunnen spelen. Sekaggya schrijft echter:

"Alle beschermers van mensenrechten die ik ontmoette spraken hun teleurstelling en wantrouwen uit in het functioneren van deze instellingen."
Hun zaken werden vaak niet opgepakt of het vertraagde onderzoek concludeerde dat er geen sprake is van schendingen. Het grootste probleem is dat het onderzoek worden verricht door de politie, die in veel gevallen de daders van de schendingen zijn.

Sekaggya besluit met aanbevelingen aan onder meer de regering, de mensenrechtencommissies en de EU. Deze laatste zou bijvoorbeeld haar eigen richtlijnen voor verdedigers van mensenrechten systematischer moeten uitvoeren.


De voorlopige conclusies en aanbevelingen van Sekaggya vindt u hier.


laatste wijziging: